Bekleed met Zijn Glorie

In de Bijbel lezen we verschillende teksten over hoe God de mens bekleed. Hij doet dat bij Adam en Eva, met de mantel der gerechtigheid in Jesaja en de discipelen worden in de bovenkamer bekleed met Gods ‘Naam’. Bovendien roept Paulus ons op om ons aan te kleden met Jezus. Kleding is dus een terugkerend thema in Gods woord. In dit artikel leg ik je de betekenis ervan uit en geef ik je een praktisch handvat over hoe je dit kunt vormgeven in je eigen leven.

Adam en eva waren in Gods nabijheid toen ze werden geschapen. Voor de zondeval leefden Adam en Eva in gemeenschap met God, ze kenden een diepe identiteit en wandelde voor Zijn aangezicht. Een plek van majesteit, glorie, macht en vreugde (1 Kr.16:27, Ps.96:6). Je zou kunnen zeggen dat ze bekleed waren met Gods heerlijkheid, Zijn glorie, ondanks dat ze in natuurlijke zin naakt waren (Gen.2:25).

Maar dit veranderde toen ze zondigden. Ze merkten toen dat ze naakt waren (Gen.3:7) – er was afstand gekomen tussen hen en God, de eenheid met God was verbroken en ze wilden niet langer voor Zijn aangezicht zijn. De glorie van God die hen had bekleed, had hen verlaten. Hun relatie met God was uitgedoofd.

God bekleed Zijn volk opnieuw

Toen de mensen merkten dat ze naakt waren, vlochten ze vijgenbladeren samen om schorten te maken. Ze wilden hun schaamte bedekken. Toen God hen opzocht en hen zo zag, verving Hij de kleding door iets wat Hij zelf maakte. Hij nam huiden en bekleedde hen daarmee (Gen.3:21). Deze dierenhuiden zijn een verwijzing naar het Lam dat geslacht zou moeten worden, om de relatie tussen God en mens weer te herstellen. Ook verwijzen ze naar de klederen van het heil en de mantel der gerechtigheid waarmee God zijn volk beklede (Jes.61:10). Toch was deze nieuwe (geestelijke) bekleding anders, niet zoals de bekleding met Gods glorie in de hof van Eden.

“Opnieuw konden ze leven voor Zijn aangezicht. Opnieuw waren ze bekleed met Zijn glorie.”

Voor de derde keer bekleed God Zijn kinderen

Door het lijden en sterven van het Lam van God werd de relatie tussen God en mens hersteld. Toen Hij Zijn Geest uitstortte op Zijn volgelingen werden er vlammetjes op hun hoofden gezien (Hand.2:4). De Geest ging in hen wonen (1 Kor.6:19), waardoor de mens opnieuw de mogelijkheid had om in gemeenschap met God te leven (1 Joh.1:3). Opnieuw konden ze leven voor Zijn aangezicht (1 Pet.3:12). Opnieuw waren ze bekleed met Zijn glorie (= ook ‘Naam’, zie Gal.3:27).

In het leven van jou en mij

De weg die God voor ons maakte zodat wij weer bij Hem kunnen zijn, wil niet zeggen dat alles is zoals het was in de hof van Eden, of zoals het zal zijn in het paradijs. We leven nog steeds in een gebroken wereld: wij mensen hebben de neiging om ons van God af te keren door te zondigen.

Of, om terug te gaan naar het voorbeeld van Adam en Eva: je voelt je soms leeg, naakt, kwetsbaar en alleen. Het is dan heel makkelijk om je kwetsbaarheid en naaktheid te verbergen. Je rijgt makkelijk schorten door eigen verlangens te bevredigen. Je geeft toe aan seksuele prikkels, automutilatie, eetbuien, het verlangen om uit het leven te vluchtten door te gamen of films te kijken, de drang om veel te kopen, of wat dan ook. Dat is jouw manier geworden om je schaamte te verbergen en het gevoel van leegte te vervullen.

Weet dan dat God iets beters voor jou in petto heeft. In de toekomst, maar ook nu al! Jezus droeg jouw schaamte toen Hij naakt aan het kruis hing. Jij hoeft dat niet ook nog te dragen! En door naar de hemel op te varen maakte Hij de weg vrij voor de Heilige Geest, Gods glorie in Persoon.

“Kortom: Paulus roept ons op om anders te zijn (=heilig), apart gezet om Gods karakter te reflecteren door onze woorden en daden.”

Omkleed u dan met de Heer Jezus Christus

In Romeinen 13 vers 14 lezen we de opdracht om onszelf te bekleden met Jezus. Waar God de mens eerder beklede met Zijn glorie en gerechtigheid, is het nu aan ons om iets aan te trekken. Na de opdracht “Omkleed u met de Heer Jezus Christus” lezen we een tweede opdracht: “en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt.” Anders gezegd: als je je bekleed met de kleren van Christus (heiligheid) maak je dus niet je eigen kleding (begeerten). In het vers hiervoor lezen we welke ‘bladeren-shorten’ Paulus bedoelt:  “Laten we ons fatsoenlijk gedragen (…) Doe niet meer mee met wilde feesten, waar het gaat om eten, drank en seks. Houd ook op met jaloers zijn en ruziemaken!” (BB) Dit zijn dingen die het tegenovergestelde zijn van waar God voor staat…

Kortom: Paulus roept ons op om anders te zijn (=heilig), apart gezet om Gods karakter te reflecteren door onze woorden en daden.

Conclusie

De zondeval maakte ons naakt en kwetsbaar. Wij mensen zijn geneigd om onze leegten en schaamtes te bedekken met zaken van de wereld. Maar God vraagt ons om die bladeren af te doen, heilig te leven en ons opnieuw te laten bekleden met Zijn Geest. En ja, dat jezelf ‘uitkleden’ en je laten ‘aankleden’ vraagt moeite. Het vraagt vertrouwen: is Zijn kleding echt beter dan het mijne? En bedekt het alles wat ik wil bedekken?

Meer weten over het ‘uitkleden’ van je eigen bladerschort? Check dan het artikel over ‘bekering’!