De laatste lijdensaankondiging van Jezus: Met angst in Zijn hart, liefde in Zijn ogen en tranen op Zijn wangen?

In Mattheüs 26 vers 1 tot en met 4 lezen we de vierde lijdensaankondiging van Jezus. Iets wat veel kerken komende zondag gaan vieren. Als we in het verhaal stappen, heeft Jezus er net een tocht van zo’n 160 kilometer opzitten. Onderweg zijn ze in wat dorpjes geweest en hebben de discipelen veel wonderen en tekenen gezien. Vooral op het laatste stuk van de route zijn ze honderden mensen tegengekomen die óók onderweg waren naar Jeruzalem: het is bijna Pesach. Ze zitten samen op de Olijfberg als Jezus vertelt over de ‘laatste dagen’ en ‘het Koninkrijk der Hemelen’. De leerlingen weten niet zo goed wat ze ermee moeten. 

Palmpasen

Eerder was het Palmpasen. Jezus was de stad binnengekomen, in de chaos van mensen. Dat deed Hij niet op een paard, zoals de Romeinen dat deden. Een paard was een symbool voor militaire macht over een veroverd gebied. Nee, Jezus kwam op een ezel de stad binnen. Een teken van een koning van vrede en welwillendheid. Terwijl Hij de stad binnen was gereden klonk er gejuich: ‘Hosanna, de Zoon van David, 
Hij die komt in de Naam van de Heere! Hosanna in de hoogste hemelen!’
. En dat was niet alleen een roep van vreugde of een zegenroep. Nee, ‘hosanna’ betekent letterlijk ‘och Here, geef toch hulp!’. 

Het volk had in Jezus de vervulling van de profetie in Zacharia gezien: “Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.” Ze verwachtten dat Jezus hen zou bevrijden van de Romeinen. Dat Hij een aards koninkrijk zou neerzetten, met zichzelf als Koning. Ze riepen het uit: “Och HEERE, breng toch heil; och HEERE, geef toch voorspoed. Gezegend wie komt in de Naam van de HEERE! Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE.” (Ps. 118)


De mensen zongen, jubelden, dansten en hadden de straat bedekt met hun jassen om de rode loper van de Romeinen zo goed en kwaad als het kon te vervangen. En ze hadden met de palmtakken heen en weer gezwaaid, van vreugde en van verwachting…

“Hij kwam Jeruzalem binnen om zich 4 dagen aan de mensen te tonen, om Zichzelf te laten leren kennen. Om gekeurd te worden zodat de mensen konden zien dat Hij onbevlekt en zonder gebreken was. Precies zoals het Pesach-lammetje,”

En tegelijkertijd zullen de tranen van verdriet bij Jezus in de ogen gestaan hebben: Hij kwam Jeruzalem binnen om zich 4 dagen aan de mensen te tonen, om Zichzelf te laten leren kennen. Om gekeurd te worden zodat de mensen konden zien dat Hij onbevlekt en zonder gebreken was. Precies zoals het Pesach-lammetje, welke voordat het geslacht zou worden 4 dagen in het gezin moest leven. Zo kon het gezin zien of het onbevlekt was en zonder gebrek. Zo had God het geboden op de berg Sinaï aan Mozes.

De uittocht van het volk Israël moest jaarlijks herdacht worden in Jeruzalem, bij de tempel, tijdens het Pesach. Er moest een gaaf lammetje geslacht worden. Het moest gebraden gegeten worden, samen met de ongezuurde broden. En dat alles volledig aangekleed, in de startschoenen om te kunnen vertrekken. Precies zoals hun voorouders klaargestaan hadden en de maaltijd gegeten hadden honderden jaren geleden.

“Hij stierf … voor de mensen die Hem eerst als koning binnen gehaald hadden en die nog geen week later schreeuwde dat Hij gekruisigd moest worden…”

‘Ik moet lijden’

Als Jezus voor het eerst vertelt dat Hij zal lijden en sterven, lees je dat er fel gereageerd wordt door de discipelen: Petrus wordt woedend… Bij de tweede lijdensaankondiging lezen we alleen nog maar dat de leerlingen bedroefd worden. De derde keer dat Jezus erover vertelt, negeren de discipelen het. Ze beginnen snel over de vraag wie links en rechts mogen zitten van Jezus als Hij op de troon zit in de Hemel. Bij de laatste lijdensaankondiging is het stil. Er is helemaal geen reactie meer. 

De verteller schakelt over naar andere plek in Jeruzalem. Farizeeërs zijn aan het vergaderen om een plan te beramen om Jezus uit de weg te ruimen. Ze willen hem zo snel mogelijk doden.

Ironisch genoeg lees je in het vers ervoor al dat Jezus precies weet wanneer Hij zal sterven. Niet de overleggingen van het Sanhedrin, maar de wil en het Woord van de Heere bepalen de tijd van Jezus’ dood en gevangenneming.

Als Jezus vertelt dat Hij moet lijden, noemt Hij de eerste drie keren dat hij uitgeleverd zal worden aan mensen, oudsten, farrizeeërs en Schriftgeleerden. Maar de vierde keer lees je helemaal niets meer over mensen. Jezus is alleen zijn. In de steek gelaten door Zijn vrienden en vooral ook door Zijn vader. Alleen, in de diepste zin van het woord. Eenzaam volhard Hij in de pijn aan het kruis. Jezus stierf alleen. 
Hij stierf… voor de mensen die van Hem waren weggevlucht… voor Zijn leerlingen, zijn vrienden… Hij stierf… voor de mensen die Hem eerst als koning binnen gehaald hadden en die nog geen week later schreeuwde dat Hij gekruisigd moest worden… Hij stierf… voor de beulen die Hem bespotte en bespuwde, die Hem het vel van Zijn rug sloegen, aan het kruis nagelde en Zijn kleding onderaan Zijn kruis onder elkaar verlootte… Hij stierf… voor hen… Maar ook voor mij… Want, ben ik ook maar één haar beter dan hen?

“Hij had van de berg af kunnen rennen, weg kunnen vluchten en het land uit kunnen gaan. Maar dat deed Hij niet.”

Het einde van Zijn onderwijs

Jezus sluit zijn onderwijstijd af met de 4e lijdensaankondiging. Niet lerend over de eindtijd. Niet over het bidden, niet over hoe we moeten leven of over het Koninkrijk van God. Geen wonder, geen teken, geen genezing. Er was genoeg gediscussieerd, geleerd en laten zien. De lijdenstijd begon. 

Ik vraag me af hoe Hij daar gezeten heeft, toen hij voor het laatst Zijn lijden aankondigde. Met angst in Zijn hart, liefde in Zijn ogen, tranen op Zijn wangen?

Hij had van de berg af kunnen rennen, weg kunnen vluchten en het land uit kunnen gaan. Maar dat deed Hij niet. Hij had zondaren voor ogen en wist dat ze alleen door Zijn sterven een relatie met Zijn Vader aan konden gaan. 

‘Het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt.’ Zo had Johannes de Doper Hem ooit genoemd. Wie Hij was, daar konden de lammetjes van het Pesach hooguit in de verte naar wijzen.

Hij nam de zonde van mensen op Zich, Hij droeg hun straf. Hij had mensen voor ogen die soms hun eigen weg gaan, zonder rekening te houden met Gods wil… Mensen zoals ik. Mensen zoals u. Mensen zoals wij.