Bekering – God vraagt geen offer

Er zijn tijden geweest waarin ik mezelf op de eerste plek zette en me focuste op mijn eigen geluk. Terwijl ik aan de ene kant wilde leven voor God, had ik Zijn eer niet echt hoog op mijn prioriteitenlijstje staan. Het resultaat was dat ik nou niet bepaald leefde als een heilige. Ik loog, was ontzettend gierig, gunde anderen niets, was vaak ontzettend boos en jaloers, betaalde niet netjes voor alles en ik was gevuld met lust.

Ik wilde wel stoppen met dat gedrag, maar de quick-fix tegen mijn verlangens en de diepe leegte in mijn hart wilde ik niet opgeven. Terwijl ik God smeekte of Hij zijn Heilige Geest kon sturen om me te helpen en de strijd voor me te strijden, wilde ik het gedrag nog niet opgeven. Diep van binnen had ik mijn hart en geest nog niet op de juiste positie gezet.

“Het gaat God niet om materiële offers. Ook niet om brandoffers – dat zijn de lammetjes die mensen aan God brachten terwijl ze om vergeving vroegen.”

In Psalm 51 blikt David ook terug op een periode waarin hij volhardde met zondigen. De profeet Nathan heeft David net op zijn kop gegeven over het overspel met Batseba. David belijd zijn zonde tegenover God, en vraagt om vergeving. Bijna aan het einde van de Psalm lezen we hoe David zich opeens lijkt te beseffen wat God van hem vraagt:

“U wilt van mij geen offerdieren, in brandoffers schept u geen behagen. Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult u, God, niet verachten.”  (vers 18-19)

Het gaat God niet om materiële offers. Ook niet om brandoffers – dat zijn de lammetjes die mensen aan God brachten terwijl ze om vergeving vroegen. Waar gaat het God volgens David wel om? Een gebroken geest en een gebroken en verbrijzeld hart. Hieronder leg ik uit wat dat betekent.

Geest

Geest = de spirituele kant van de mens, waarin hij God kan kennen. Een soort van landingsbaan voor de Heilge Geest.

Gebroken = šāḇar = verdrukt, verbrijzeld, bevallen (van nieuw leven)

David zegt hier dat we onze oude eigen geest moeten ‘verbreken’, ‘wegdrukken’ of ‘onderdrukken’. Alleen op die manier komt er ruimte voor iets nieuws: de Heilige Geest krijgt de ruimte om in ons te werken en leven.

Het is een beetje als een zaadje die je in de grond stopt. Als eerste zal het zaadje sterven. De schil van de hoes wordt wat zachter, waardoor de binnenkant van het zaadje in aanraking komt met vocht. Op een wonderlijke manier begint het zaadje dan weer te groeien… De dood/ verbrijzeling van het zaadje, maakt de weg vrij voor een nieuwe plant of boom.

Als een vrouw bevalt van haar kindje zal ze haar eigen behoeften en verlangens even opzij moeten zetten. Haar lichaam weet: het gaat nu niet om mij, maar om het kind. Zo maakt het lichaam de weg vrij voor nieuw leven.

Hart

Hart/ ziel = het innerlijke en eigene van de mens. Het zijn eigenschappen van een mens, zijn verstand, geheugen en gevoel. Ook de wil en het verlangen horen daarbij.

verbrijzeld = dākȃ = verbrijzeld

Waar David over de geest één woord gebruikt om te vertellen wat God daarin van ons vraagt, gebruikt hij bij het hart twee worden: het hart moet gebroken verbrijzeld worden. Gebroken is hetzelfde woord als wegdrukken en geboorte geven aan nieuw leven. Maar het woord ‘verbrijzeld’ draagt alleen die betekenis. Iets wat volledig verbrijzeld wordt, verliest potentie tot leven. Het wordt kapot gemaakt om het niet meer te gebruiken. In Psalm 51:19 zouden we tussen de woorden ‘gebroken’ en ‘verbrijzeld’ misschien ook wel het woordje ‘tot’ kunnen zetten. We moeten het verdrukken tot het verbrijzeld. Het is alsof David wil zeggen dat we ons hart moeten onderwerpen aan God. Dat we ons hart moeten richten op God in plaats van op onszelf.

“God vraagt je om te leven tot Zijn eer, in plaats van je eigen geluk. Dat je Hem op de eerste plek zet, in je tijd, geld en toekomst.”

Praktisch

David beschrijft dat God geen offer wil, geen goed gedrag om God te vriend te houden. God vraagt een aan Hem onderworpen hart en een op Hem gerichte geest.

Je hoeft niet te werken om Zijn genade te verdienen. Maar als je Hem ergens blij mee wil maken kun je dat doen door je eigen wil, gedachten, gevoelens, emoties, verlangens, dromen en doelen achter de Zijne te stellen. Dit kun je doen door dit in gebed letterlijk zo uit te spreken: “ik onderwerp mijn wil, gedachten, gevoelens, emoties, verlangens, dromen en doelen aan de Uwe. Geef mij alstublieft inzicht in Uw wil en wegen. Ik ben afhankelijk van U, ik heb U nodig.” Hij zal je -als je daarvoor openstaat- leren wat zo’n onderworpen leven betekent.

Hij vraagt je om te leven tot Zijn eer, in plaats van je eigen geluk. Dat je Hem op de eerste plek zet, in je tijd, geld en toekomst. 

Als je merkt dat je hart en geest in die positie komen te staan, zul je merken dat je ‘getransformeerd’ wordt naar het evenbeeld van Christus (Rom.12:2). Het wordt makkelijker om te leven naar Zijn wil.